Genaderd tot de beschouwing der verhoudingen, waarin Batavia's inwoners staan tot de om hen levende dierlijke organismen, zullen wij ook hier, even als vroeger, een algemeen beeld van Java's en Batavia's Fauna ons trachtete vertegenwoordigen, om door het verband van het geheel het bijzondere niet te zeer te isoleren.
Gelijk bodem en klimaat voorwaardelijke momenten zijn voor de vegetatie, zijn de geologische, atmospherologische en phytologische verhoudingen, gezamenlijk voorwaardelijke momenten voor de Fauna, als noodwendige gevolgen der groote natuurwet, de wet der Metamorphose.
Na het in de vorige bijdragen ontwikkelde, is het dan ook reeds a priori te bepalen, dat, evenzeer als de rijke vegetatie van Java een gevolg is van deszelfs kosmische en geologische verhoudingen, ook eene rijke Fauna het deel van dit heerlijk eiland moet zijn, daar de vegetatie als vermogende factor, zich nog bij overige factoren voegt. ToC
Badende in eene zee, die het scheidt, ten Zuiden van de ijslanden des poolcirkels en in de andere rigtingen van de overige Soenda-eilanden, en bovendien doorsneden met talloze grootere en kleinere rivieren en rawahs, bezit Java eene waterfauna, welker generische, speciale en individueele menigvuldigheid, voor die van geen land ter wereld onderdoet. De Microzoën (Polygastrica, Rotatoria, Entomostraca) bevolken de wateren van moerassen en velden en plassen, en deels zelfs noa die van rivier en zee, De Polijpen, die niet ophouden het tropengebied der aarde tusschen Azië en America te inerusteren, gelijk de Infusoriën en Polijpenhuizen van de vroegere post-geogenetische tijden nog heden geheele buiten- en binnen keerkringgewesten dragen, omringen Java met een' gordel hunner ge-wrochten (Hadreporen- en Tabiporen-vormingen) en leven ook deels, minder gebonden aan de plaats hunner geboorte, aan kusten en oevers.
De Acalephen, de sterren des Oceaans en der Poolzeeën weldaad en pracht, schenken echter Java's stranden slechts hunne gewone kustrepresentanten uit de familiën der Rhizostomoïeden en Medusoïeden; de Echinodermata vooral die, 'uit de familiën der Holothuroïeden en Echinoïeden, de overgangstypen tot de Mollusken en Arthrozoën. Zeer rijk evenwel is Java's zee aan Mollusken, welker veelvuldigheid van individu's, met een treffend polymorphismus gaat gepaard. Van de Acephalen zijn het voornamelijk Cardiaceën en Ostraceën, die de stranden met hunne schalen bedekken, terwijl de Cephalophoren, als ware het, om de schaarschheid der Longenslakken van het eiland zelf te vergoeden, inde zee zoo menigvuldig mogelijk zijn geworden, en in de keerkringsgeslachten en soorten der Ctenobranchiaten, doch vooral, wat individueele menigvuldigheid betreft, in de naakte Cephalopoaen worden vertegenwoordigd. De Annelieden zijn in de zee of aan het strand minder veelvuldig (Notobranchiën) dan in de stilstaande wateren (Hirudineeën) of hoog op de bergen, doch ook der Arthrozoën veelvormigheid in Javas wateren is treffend in de klasse der Crustaceeën, waarvan de Decapoden, Stomapoden en Xiphosuren. alsmede de Cirrhipeden, bij voorkeur langs de stranden zich ophouden, terwijl de meeste Isopoden meer de wateren langs wallen en schoeijingen beminnen en de Entomostraken de verblijfplaatsen der zoogenaamde Infusorien ook tot de hunne hebben gekozen.
Maar meer nog valt de rijkdom van de Fauna der wateren in het oog, in de klasse der Visschen, de waterdieren bij uitnemendheid, wier kleurenpracht ze bier eene nieuwe analogie schenkt met de vogels. In de zee zijn het vooral de familiën der Percoïeden, Scomberoieden, Labroïeden, Clupeoïederi, Squaloïeden en Rajoïeden, welke deels in talloze troepen, deels in kleine gezelschappen de ruime wateren doorklieven, terwijl de prachtige Chaetodonoïeden zich meer tot de koraalachtige stranden en riffen bepalen. In de rivieren en moerassen is de veelsoortigheid van Osphromenoïeden en Cyprinoïeden karakteristiek, terwijl de wateren der bergstroomen nog bijkans slechts Cyprinoïeden opleveren.
Van de overige klassen der Vertebraten zijn het slechts enkele familieën, die het water bewonen; van de Reptilien eenige Chelonoïeden, Crocodiloïeden, Hydrophioïeden (in de hooge zee); van de Zoogdieren slechts de Bugongs, hoezeer alleen de Hydrophioïeden en Dugongs gerekend kunnen worden eigenlijke zeedieren te zijn, vermits de andere gemelde reptiliën zich slechte in het water begeven ter opsporing van hun voedsel, even als de Batrachoïeden en enkele Therozoën. ToC
[...]
Dan, te lang reeds voor het onderwerp dezer bijdrage is deze uitweiding. Koeren wij ons derhalve meer tot de eigenlijke Fauna van Batavia zelf, om na de beschouwing van derzelver meer algemeene verhoudingen, even als zulks vroeger voor de Flora is geschied, ook hare, bijzonderheden te ontvouwen, in zooverre die voor den mensch van eenig huishoudelijk of geneeskundig belang kunnen gerekend worden te zijn.
This is a map of Batavia of the year 1897. In fact, this map shows roughly, how Bleeker might have seen it. Bleeker was active in Indonesia durch the 1840' and the late 1870's. (Origin of the map: Guide to the Dutch East Indies by Dr. J.F. van Bemmelen and G.B. Hoover, Luzac & Co, London 1897). |
[...]
Wanneer het ons al gegeven was, de wateren van rawah's, beeken, rivieren en zee te doorblikken en daar dat
Dat karakteristieke is op de Microzoën na, door alle dierklassen heen duidelijk geprononceerd, hoezeer eenigzins minder voor de duizende dieren, welke in de zee leven en voor de meeste van welke de keerkringzoe der oude wereld het gemeenschappelijk moedernat is, dan voor de Insecten, Arachnieden, Reptiliën, Vogels (1) en Mastozoen, die, meer tot het eiland zelf beperkt, hunne physiognomie aan het speciaal beeld van Java's vlakte-fauna mededeelen.
Bij dat al is het merkwaardig, dat de dierlijke microrganismen hier, niettegenstaande derzelver polymorphismus en individueele talloosheid, generisch zoo zeer met de buitentropische Infusorienwereld overeenkomen, ja dat zelfs zeer vele soorten ware kosmopolieten zijn. Eene voor de algemeene biologie en zoögenese gewigtige omstandigheid, waarover wij hier geene verdere opmerkingen zullen maken dan dat zij, in zoover zij althans op de species betrekking heeft, in dadelijke tegenstelling staat, met wat wij in de meeste familien van alle andere dierklassen zien, welker bepaalde soorten aan bepaalde breedte- en lengtegraden, ja zelfs aan bepaalde minuten zijn gebonden. ToC
[...]
Groot is de vormverscheidenheid der Visschen, welke Batavia's zoete en zilte wateren i n menigte bewonen. Het karakteristieke in de Visch-fauna verheft zich, in verhouding tot buitenkeerkringgewesten, zelfs tot familien, daar de laatste gewesten noch Chaetonodïeden, noch Theutieden, noch Ophromenoïeden bezitten; familien, die deels de prachtigste kleuren ontwikkelen (Chaelodonoïeden en Theutieden) in de strandwateren der klippen en banken van den geheelen Soenda-Molukschen Archipel, deels met eenvoudig gewaad gekleed, (Cijprinoïeden en Osphromenoïeden) de rivieren pen moerassen en rijstvelden van Java, tot de veiliger plaats van hun vreedzaam leven hebben gekozen.
Onder Plagiostomen bezit de reede eene menigte Rajoïedenen Squaloïe den; van deze; meestal soorten van Carcharias, Squalus, Zygaena en Scijllium, van gene, verschillende vormen van Mijliobatus, Raja, Trijgon, Cephaloptera en zelfs van Torpedo.
Cijelostomen noch Sturionen komen hier voor, maar des te meer Plegtonathen, en wel in derzelver heide familien, waarvan de Sclerodermata de zonderlinge vormen van Ostracion, Monacanthus en Balistes, de Gymnognatha die van Tetraödon en Diödon, veelsoortig aanbieden.
De Lophobranchien komen slechts voorin Sijngnathus, van welk genus een paar soorten tot zelfs in de rivieren opstijgt, even als enkele kleine soorten van Tetraödon, die evenzeer eigenlijk in de zee te huis behooren.
Van de Anguilloïeden leeft een paar soorten van Muraena en Anguilla hier in de reede en in de moerassen en rivieren; van de Naucrateoïeden wordt hier gerepresenteerd Echencis; van de Pleuronectïeden, Achirus, Plagusia en Solea; van de Clupeoïeden, Notopterus en Oxijgaster in de moerassen en rivieren en Engraulis, Elops, Lutodeira, Gonostoma, Clupea in de reede; van de Salmonoïeden, Saurus in de reede. De Siluroïeden zijn overvloedig zoowel in zoet- als in zeewater; vooral de soorten van Plotosus, Pimelodus, Bagrus, Silurus en Heterobranchus. Van de Esocioïeden komt Exocoetus schaars doch Belone en Hemiramphus rijkelijk in de reede voor. De rivieren zijn zeer rijk aan soorten uit de familie der Cyprinoïeden, en wel uit de genera Barbus, Cijprinus, Homaloptera, Leuciscus, Chela, Labiobarbus en Hampala.
Veel soortenrijker nog dan de Chondropterijgien en Malacopterijgien, zijn hier de Acanthopterijgien. Met uitzondering van de Osphromenoïeden en sommige Gobioïden, komen zij echter alleen in de zee voor en worden in overvloed dagelijks op Batavia's markten aangebragt. De Labroïeden, die in kleurenpracht wedijveren met de Chaetdonoïeden, schenken ons hier vele soorten van Scarus, Julis, Cheilinus, Crenilabrus, Xijrichthijs, Anampses en Halieliores; de Lophioïeden slechts eene soort van Batrachus; de Gobioïeden soorten van Callionijmus, Gobius, Eleotris, Apocrijptes, Salarias; de Mugiloïeden van Atherina en Mugil; de Osphromenoïeden, van Ophicephalus, Osphromenus, Polijacanthus, Colisa, Helostoma en Anabas; de Scomberoïeden van Scomber, Thijnnus, Caranx, Lichia, Cijbium, Seriola, Nomeus, Gazza, Zeus, Equula, Temnodon, Stromateus, Kurtus (zeldzaam), Trachinotus, Elacate, Trichiurus; de Theutieden van Amphacanthus en Acanthurus; de Chaetodonoïeden van Pempheris, Toxotes, Psettus, Platax, Scatophagus, Drepane, Heniochus, Chelmon, Holacanthus, Chaetodon; de Maenieden van Caesio, Smaris en Gerres; de Sparoïeden van Chrijsophrijs, Pagrus, Pentapus, Dentex en Lethrinus; de Sciaenoïeden van Glijphisodon, Dascijllus, Pomacentris, Premnas, Latilus, Scolopsides, Lobotes, Pristipoma, Diagramma, Otolithus, Corvina en Sciaena; de Aspidognathen van Platicephalus en de Percoïeden van Upeneus, Polijnemus, Sphijraena, Percis, Holocentrum, Mijripristis, Mesoprion,Diacope, Plectropoma, Cirrhites, Serranus, Cheilodipterus, Ambassis, Apogon, Therapon, Priacanthus, Sillago, Diploprion en Lates. ToC
[...]
These text passages were originally published under the above title in: Natuur- en Geneeskundig Archief voor Neêrland's-Indië. Vol 1, 1844; pp. 522 - 553. This is not the complete text. Omissions are signed.
© 2001 - 2008 snakeheads.org | HOME of this page |